Vandaag hebben we in de scheikundeles alcohol uit rode wijn gedestilleerd. Dit deden we in het kader van het scheiden van mengsels. Bij het destilleren worden twee bestanddelen namelijk gescheiden op basis van het verschil in kookpunt. Uiterst interessant, maar de vraag die naar boven kwam, was waarom een wijnfles een holle onderkant heeft?
Er zijn verschillende verhalen over waarom ze deze holte in een fles gemaakt hebben. Zo werden flessen vroeger geblazen door glasblazers. Hierdoor kreeg de fles een bolle onderkant en kon hij niet blijven staan. Daarom drukten ze de bodem naar binnen en kon de fles wel blijven staan.
Een ander verhaal gaat over de bezinking in wijn. In oudere wijn zitten vaak reststoffen. Vooral kleurstoffen. Deze drijven naar beneden en gaan rond de uitstulping in de fles zitten. De uitstulping zorgt ervoor dat tijdens het schenken, het kolken onderin de fles wordt verminderd. Hierdoor blijft het bezinksel langer in de fles en blijft de wijn in het glas helder. De holle bodem van een wijnfles noemen ze de ‘ziel’. Tegenwoordig wordt wijn zo gefilterd dat er nog maar weinig reststoffen in de fles komen. De ziel is enkel nog voor de sier.
Waar ze trouwens nog wel een ziel gebruiken in de fles, is bij champagneflessen. Als champagne moet rijpen staan de flessen onder druk. De ziel in de fles maken ze zwakker dan de rest van de fles. Als de fles dan kapot gaat door de druk, schiet alleen de onderkant eruit en gaat niet de hele fles kapot. Hierdoor worden de andere flessen die eromheen liggen niet beschadigd.