De afgelopen weken hebben we het bij het vak bètawetenschappen in klas 2 havo/vwo gehad over astronomie, specifiek over een zons- en maansverduistering. Waarom zien we een maansverduistering wél overal op aarde en een zonsverduistering niet?
Dat komt door de grootte van de schaduw van de aarde en die van de maan. De schaduw van de aarde is groot genoeg om de hele maan te bedekken. Dat gebeurt als de aarde tussen de maan en de zon komt te staan. Omdat de schaduw van de aarde zo groot is, bedekt hij de hele maan. Overal waar de maan boven de horizon staat, dus op een compleet halfrond, is de verduistering te zien. Dat geldt niet voor een zonsverduistering. Dan is de situatie omgekeerd: nu is het de maan die tussen de aarde en de zon staat, zodat de maan zijn schaduw op de aarde werpt. Maar omdat de maan veel kleiner is dan de aarde, is zijn schaduw ook veel kleiner. Die verduistert dan ook niet de hele aarde, maar slechts een klein deel, en is daarom niet overal op aarde te zien.