Steevast eten we met Oud & Nieuw (zelfgebakken) oliebollen, gevuld met rozijnen, appel of krenten en vaak bestrooid met een flinke laag poedersuiker. Maar waar komen oliebollen vandaan?
Over de herkomst van de oliebol gaan meerdere theorieën. De aardigste verwijst naar het Joelfeest dat men lang geleden vierde tussen 26 december en 6 januari. De Friezen en de Bataven maakten gefrituurde baksels uit angst voor de kwade geesten die ’s avonds ronddwaalden, waaronder de Germaanse godin Perchta. Om deze geesten tevreden te stellen werd voedsel geofferd, waarvan het meeste in gefrituurd deeg zat. Door de grote hoeveelheid vetten in die baksels dacht men dat het zwaard van Perchta van je lichaam zou afglijden, mocht ze je willen open snijden.
Waarschijnlijker is dat de oorsprong aan het einde van de middeleeuwen ligt. Daar vastten de mensen van 11 november tot Kerst (25 december). Na die vastenperiode ging men oliekoeken (gemaakt van houdbare grondstoffen, want al het verse voedsel was immers al op) eten met veel calorieën om aan te sterken en de koude dagen door te komen. Deze koeken zijn in de loop der tijd veranderd in bollen.
De derde optie – waarschijnlijk in combinatie met de tweede – is dat de oliebol uit Portugal komt. Het vermoeden bestaat dat de Portugese Joden die tijdens de Spaanse Inquisitie naar Nederland zijn gevlucht hun recepten meenamen. In Portugal at men destijds al iets wat op oliebollen lijkt: oliekoeken met (gedroogde) zuidvruchten. De olie zou verwijzen naar de olie uit de eeuwig brandende lamp in de tempel van Jeruzalem.
De echte herkomst van de oliebol is dus niet helemaal duidelijk, maar één ding weten we wel: ze zijn erg lekker! Fijne jaarwisseling voor iedereen!